In zijn boek “Een wereld vol patronen” doet Rens Bod een poging om een totaaloverzicht van de geschiedenis van menselijke kennis te geven. Alle kennis. Niet alleen die sinds de wetenschappelijke revolutie, maar ook van voor de uitvinding van de landbouw. Niet alleen westerse kennis – maar ook die in India, de Arabische wereld en China. Niet alleen de natuur-, maar ook de geesteswetenschappen. Ik weet niet zo snel hoe je een ambitieuzer project kan bedenken.
Ik begon aan “Een wereld vol patronen” omdat ik de voorganger “De verborgen wetenschappen” prachtig vond. Dat boek verbreedde mijn kennis van de wetenschapsgeschiedenis enorm, omdat ik net zoals de meeste bèta’s vooral geschoold was in de westerse wis- en natuurkunde, sinds de Grieken. Ik had nooit van zoiets als filologie gehoord en het was boeiend om op deze manier ingewijd te worden in de problemen die schriftgeleerden moesten oplossen, de oplossingen die ze vonden en de impact die dat denken vervolgens had op de wetenschappen die ik beter kende.
Ik heb “Een wereld vol patronen” met plezier gelezen, maar het kon me minder bekoren dan “De verborgen wetenschappen”. Dat komt voor een belangrijk deel omdat ik dat boek al gelezen had en de nieuwe verbredingen me minder raakten. Ik zou graag meer weten over hoe kennis in de prehistorie zich ontwikkelde, maar omdat we het met grottekeningen en ingekerfde werktuigen moeten doen valt er per saldo niet zoveel over te zeggen. Het is een groot goed dat Bod de kennis van Arabische, Indiase, Chinese en oude Amerikaanse beschavingen een podium geeft, maar die brede blik zorgt ook dat de afzonderlijke verhalen nog weinig uit de verf komen.
Normatief werkt de brede blik uit het boek prima: dit zijn allemaal dingen die een wetenschapshistoricus in beschouwing zou moeten nemen. Maar de uitwerking al die onderdelen pakt nogal schetsmatig uit, hoe grondig het onderliggende onderzoek ook is. Daar komt nog bij dat Bod, de medische wetenschap uitgezonderd, de engineering disciplines niet meeneemt in zijn overzicht. Dat is een vreemde omissie. Als gebouwen, werktuigen, scheepvaart, aquaducten en stoommachines geen weerslag zijn van systematische kennis, wat dan wel? Bod slaagt er in de ambitie van een totaalgeschiedenis van menselijke kennis stevig op de kaart te zetten, maar het resultaat blijft sterk gekleurd door zijn eigen wetenschappelijke achtergrond.
Uiteraard probeert Bod ook duiding te geven aan de ontwikkeling van de menselijke kennis. Om kort te gaan werd de mens zich eerst bewust van patronen: regelmatigheden waarmee losse feiten in verband worden gebracht, zoals de maanstanden, de tonen in gespannen snaren, of de overeenkomsten tussen verschillende bronnen. Later, vanaf de vroege oudheid, zijn mensen daar onderliggende principes bij gaan zoeken: vuistregels, wiskundige begrippen of andersoortige theorieën. De volgende stap was het vinden van herleidingen: regels waarmee principes en patronen met elkaar in verband gebracht kunnen worden, zoals de logica. Daarna werd de focus om het aantal principes terug te brengen en gingen herleidingen een belangrijkere rol spelen. Dit ontaarde in de wetenschappelijke revolutie in de empirische cyclus: in Bod’s visie een voorbeeld van een patroon in herleidingen.
Om eerlijk te zijn vind ik deze theorie over de ontwikkeling van kennis zonde van het boek. Bod schrijft het volgende over de Indische wetenschapper Panini, die beweerde dat alle taal recursief was:
De Grieken lijken Panini’s werk niet te hebben gekend […] ze zouden Panini zeker hebben gewaardeerd met hun hang naar het ene in het vele. (P98)
Ik vermoed dat de Grieken Bod’s reductie van al het systematische denkwerk uit de gehele mensheid naar een dans van twee soorten begrippen -patronen en principes- om dezelfde reden hadden kunnen waarderen. Hoe krachtig is het als je al die diversiteit, al die denkwijzen, als die subtiele manieren waarop de verschillende wetenschappen elkaar gevoed en beïnvloed hebben terug kan brengen tot een of twee makkelijk te begrijpen begrippen?
Niet zo krachtig als je het mij vraagt. Veel mensen zullen wel het zo zien, maar ik blijk niet erg “Grieks”. Want die twee begrippen zijn maar begrippen. Ik voel met niet verlicht door het idee dat je de grammatica en de afwisseling van dag en nacht allebei als ‘patronen’ kan zien die je vanuit ‘principes’ kan begrijpen. Dat is zó hoog over dat het afleid van die dingen die echt boeien. Het kan toch niet zo zijn dat dit de beste manier is om een zorgvuldige vergelijking tussen bijvoorbeeld de ontwikkeling van het recht en de ontwikkeling van de natuurwetenschappen in de middeleeuwen te beschrijven? Dat ze zich beiden met principes en patronen bezig hielden is misschien wel waar, maar ook nogal een lege constatering. En dat terwijl Bod juist zo zorgvuldig werk verricht heeft om al die verschillende kennis in kaart te brengen.
De theorie lijkt een poging te zijn om te laten zien dat het menselijke denken een ontwikkeling heeft doorgemaakt en mogelijk dat die is verwetenschappelijkt, en daarmee gaat hij verder dan wetenschapsfilosofen als Popper en Laudan. Die beweren wel dat ze mechanismen voor de groei van kennis kunnen identificeren, maar passen die vervolgens eigenlijk niet toe op de geschiedenis zelf. Laat staan dat ze er een ontwikkeling in ontwaren. Toch vind ik Bod ook op dit aspect overtuigingskracht missen: er komen veel uitzonderingen voor in het boek en Bod laat het bij beschrijvingen. Een verklaring waarom het denken door de tijd veranderd zou zijn ontbreekt. Interacties tussen de kennis en de context waarin die tot stand komt blijven onderbelicht. Daardoor blijft ook dit ontwikkelingsaspect teveel in het luchtledige hangen.
Kritische noten genoeg dus, maar dit zijn nauwelijks redenen om het boek in de boekhandel te laten liggen. De kracht van het boek zit hem niet in de duiding, het is juist de bloemlezing, de diversiteit die Bod in deze eenvoud probeert te vangen, die het de moeite waard maken. Ik had het liefst gezien dat Bod die diversiteit gewoon lekker vrij had gelaten, maar zo knellend is het patroon-principe-keurslijf nu ook weer niet. Je kunt er gewoon doorheen lezen en genieten van het denken van al die denkers waar je nog nooit van gehoord had die er achter tevoorschijn komt.
Meer lezen?
Ik schreef over de groei van kennis in Het probleemoplossend vermogen van Larry Laudan, en Groeit kennis? In Anachronismen ging ik in op de moeilijkheid van het achteraf duiden van oude kennisstandaarden. Ik schreef ook al eens over het nut van Geschiedenis in het algemeen.
Er zijn weinig wetenschapshistorici die veel aandacht hebben voor de wisselwerking van de ontwikkeling van kennis en haar toepassing, maar uitzonderingen vormen wel Bruno Latour en ook The Information van James Gleick.
Zowel “De vergeten wetenschappen” en “Een wereld vol patronen” zijn het lezen waard.