Gisteren stond ik in de rij achter een vader, een moeder en hun twee dochters; ze leken me een gelukkig gezinnetje. Maar, we stonden te wachten en, één van de twee dochters was een beetje baldadig. De vader gaf haar een liefdevol-maar-berispend kneepje in de wang. Het duurde natuurlijk maar een paar seconden voordat zij haar zusje op hetzelfde recept trakteerde; wat haar natuurlijk weer op een reprimande kwam te staan. Wij mensen zijn sociale dieren en imitatiegedrag zoals in dit voorbeeld komt veel voor. Door elkaar steeds na te doen leren we van elkaar en versterken we onze groepsband. Of pappa het nou leuk vond of niet, met het knijpen van haar zusje zei ze tegen hem ‘ik ben net als jij’ en tegen haar zusje ‘jij hoort er ook bij’. Het was een ín en ín sociale actie.
Dit soort gedrag speelt ook een belangrijke rol bij ideeënvorming. Zet een paar verschillende mensen bij elkaar in een groepje en hun denkbeelden zullen meestal snel naar elkaar toegroeien. Echt afwijkende ideeën houden we meestal liever voor onszelf en de dingen waar we het ongeveer over eens zijn bespreken we uitvoerig. Als we allebei vinden dat het niveau van onze studenten omhoog moet, is dat steeds onderwerp van gesprek. Als we heel verschillende ideeën hebben over hoe dat zou moeten, bespreken we daar minder van. In een groep zijn de die ideeën die we met elkaar met elkaar blijven uitwisselen dus meestal gelijksoortig. Het sociale effect daarvan is dat er in de groep een gevoel van gelijkgestemdheid is waar we veel behoefte aan hebben. Maar het het delen van gelijksoortige ideeën heeft ook inhoudelijke voordelen. Gelijksoortige ideeën zijn namelijk gemakkelijk te combineren tot nieuwe ideeën waardoor ze zich verder ontwikkelen. Dit heeft op zijn beurt weer een sociaal effect. De ideeën die we als groep gemaakt hebben vormen weer een band, want gezanmelijke ideeën: daar zijn we samen trots op.
Zo leven we allemaal in verschillende ideeënreservaatjes: je kamergenoten op het werk, een vriendengroep die je regelmatig ziet, je gezin – het zijn allemaal kleine groepjes met hun eigen, gedeelde gedachtengoed. In het begin als deze groepjes voor het eerst gevormd worden, is er altijd veel creativiteit. De leden van het nieuwe groepje delen ideeën, die op elkaar voortbouwen, waar weer nieuwe ideeën uit ontstaan. Maar dat creatieve effect dooft na een tijdje uit. De gemeenschappelijke ideeën zijn zo belangrijk voor de sociale orde, dat ze een steeds grotere plaats in de gespreksstof gaan innemen. Daardoor blijven in oudere groepen steeds maar weer dezelfde ideeën rondzingen. Het reservaat wordt dus minder vruchtbaar.
Maar er gebeurt nog iets anders. Het wordt steeds moeilijker om nog naar buiten te kijken en in te schatten hoe anderen, in andere groepjes eigenlijk over deze onderwerpen denken. Mensen overschatten systematisch hoe breed hun eigen gedachtengoed, gedeeld wordt.
Dit heeft te maken met een psychologisch mechanisme dat de availability bias heet. Sociaal psychologen hebben aangetoond dat mensen informatie die makkelijk beschikbaar is voor het brein (omdat die vers in het geheugen zit bijvoorbeeld) zwaarder wegen in hun oordeelsvorming dan andere informatie. Als je elke dag nieuws hoort over klimaatverandering ga je het sneller als een probleem zien en ga je eerder denken dat het waar is wat er over gezegd wordt. Je brein werkt het liefst met die dingen die voor het grijpen liggen. De combinatie van de availability bias met de neiging om in groepen gelijksgestemdheid te ontwikkelen leiden tot een soort ideeënblindheid. In je eigen groepje hoor je steeds dezelfde ideeën van dezelfde mensen en de availability bias zorgt ervoor dat je juist aan die ideeën veel waarde hecht. Zodoende gaan groepen er vaak stilzwijgend van uit dat er buiten de groep ongeveer net zo over het onderwerp gedacht wordt als binnen de groep.
Veel mensen denken bijvoorbeeld dat ze een aardig idee hebben van wat er zoal in de organisatie speelt. Als je die ideeën vervolgens gaat onderzoeken blijken mensen te denken dat datgene wat op hun eigen kamer besproken wordt, in de hele organisatie leeft. Maar dat is vaak ten onrechte: een kamer verder worden andere dingen besproken; en daar denken ze ook dat juist die ideeën in de hele organisatie spelen. De availability bias maakt dat onze ideeënreservaatjes spiegelwanden hebben, waarin we van alles denken te zien, maar waar we eigenlijk vooral naar onszelf zitten te kijken.
Natuurlijk bewegen we ons in meerdere groepen, maar veel daarvan zij stabiel. Op het werk zijn dat bijvoorbeeld het groepje collega’s waar we mee lunchen, de collega’s waar we een kamer mee delen en de vaste teams waar we in werken. Die stabiele teams vormen een soort spiegelpaleis. We denken het geheel van ideeën in onze sociale kring te kunnen overzien, maar dat komt omdat de spiegelwandjes van onze reservaatjes nooit doorprikken.
Voor dit nadelige aspect van het sociale karakter van kennis is eigenlijk maar één remedie. De reality check. Als je altijd op een universiteit rondloopt loop dan eens een dagje mee in de verpleging. Ga eens op de thee bij je Turkse buurvouw. Praat eens met een collega die je niet elke dag ziet. Op die momenten prik je de celwand even door en ontdek je wat er buiten je eigen wereldje leeft. Dat kan best verfrissend zijn.
Meer lezen?
Dit blogje is voor een groot deel gebaseerd op de ideeën van Thijs Homan, professor verandermanagement aan de open universiteit. Hij vertelt er smakelijk over in dit online college.
Ik sprak al eerder over de onbetrouwbaarheid van het brein en het effect op onze kennisbeleving in mijn blogjes: geheugenmachine, kennisbronnen en in eksters.