Eksters

Veel vragen worden met experimenten beslist. Experimenten zijn ook ideaal als je dingen zeker wil weten. Welke wasmachine gebruikt het minste energie? Zitten er in rietsuiker meer calorieën dan in fruitsuiker? Vertrouwen mensen eerder hun eigen waarnemingen dan die van de groep? Bestaat licht uit deeltjes of uit golven? Allemaal dingen die je met experimenten kan vaststellen – en op weinig andere manieren.

Het mooiste is als een experiment aantoont dat iets waar je altijd van dacht dat het onzin was toch waar blijkt te zijn of andersom. Het maakt niet uit of je met een Miele wast of een B-merk. Er zitten evenveel calorieën in fruitsuiker. Mensen vertrouwen de groep. Licht bestaat uit golvende deeltjes. Dat soort dingen. Ik vind het het mooist als een experiment iets aankaart waar iedereen al een mening over heeft. Neem Eksters. Schattige vogeltjes zijn dat met een voorkeur voor glimmende dingen. Pas dus op met je sieraden als je een Ekster ziet!

Het verbaast je misschien dat deze volkswijsheid nooit eerder aan een experiment onderworpen is, maar wij wetenschappers doen veel te weinig aan het toetsen van volkswijsheden. Onderzoekers van de Universiteit van Exeter (de naam is vast toeval) hebben het wel onderzocht en het blijkt dat Eksters een afkeer hebben van nieuwe dingen, of ze nu glimmen of niet. De onderzoekers plaatsten glimmende en niet-glimmende objecten in de buurt van het eten van wilde Eksters en bij de huiseksters van het lab. Beide groepen vermeden het eten waar voorwerpen bij geplaatst waren, of deze nu glommen of niet. Conclusie: wat de Ekster niet kent dat vreet hij niet.

Maar… Hoort er niet een kern van waarheid in dit soort volkswijsheden heden te zitten? Of anders… Als het niet waar is, hoe komen Eksters dan aan deze reputatie? Het antwoord op deze vraag schuilt in een gemene neiging van mensen om vooral te letten op dingen die in lijn zijn met wat ze al weten, de “confirmation bias”. Stel: je ziet een Ekster met een takje in zijn bek. Misschien dacht je nog “Wow! Een Ekster!”, maar je dacht niet: “Mmm… Eksters houden blijkbaar van niet-glimmende dingen zoals takjes”. Stel nu dat je een Ekster met een glimmend ding in zijn bek ziet. Dan denk je: “ZIE JE WEL!! Een Ekster met een glimmend ding! Het is DUS waar!” – goed gezien, maar toch niet helemaal eerlijk.

Zelfs als je reacties iets gebalanceerder zijn dan in het voorbeeld, is het makkelijk te snappen hoe Eksters hun reputatie kunnen houden. Als je eenmaal de reputatie hebt van zilverdief, zijn alle ogen op je gericht wanneer je het doet en nul ogen wanneer je het laat. In de praktijk zijn er zelfs geen waarnemingen nodig: het gaat om het aantal geloofwaardige beschuldigingen en als Ekster delf je dan het onderspit.

Zielig? Mwa. Maar wel een waarschuwing voor ons mensen. Als je denkt dat je iets zeker weet, vooral wanneer het is omdat iedereen het zeker weet – misschien is het dan tijd voor een eerlijk, vergelijkend, experiment.

Meer weten?

Het experiment met de Eksters is beschreven in:
http://www.theguardian.com/environment/2014/aug/18/silver-magpie-shine-research

De confirmation bias is een broertje van de selection bias, waar ik in mijn blogje over stokoude kennis al over sprak.

Stokoude Kennis

Veel wetenschappers houden niet van de vraag of de kennis die ze ontwikkelen nuttig is. Ik vind dat niet zo vreemd. Vaak is het al knap lastig om te zeggen wat het nut is van de kennis die je al hebt, laat staan dat je dat alvast moet zeggen over je toekomstige ontdekkingen. Om van de vraag af te zijn vertellen ze vaak een sprookje. Daarin speelt een wetenschapper van een paar eeuwen terug de hoofdrol. Het verhaal gaat ongeveer zo. Neem wetenschapper X uit de 16e of 17e eeuw. Niemand begreep in zijn tijd waar hij het over had, of waarom je druk zou maken over wat hij te zeggen had. Maar nu, eeuwen later, gebruiken we juist die kennis elke dag! De moraal is: vraag niet naar het nut van kennis: de tand des tijds zal het ons leren.

Neem Gottfried Leibnitz. Deze Duitse wiskundige vond (onder andere) het binaire getalstelsel uit: al in 1679! Leibnitz liet zien dat een aantal wiskundige bewerkingen makkelijker waren als je alleen maar éénen en nullen als getallen gebruikte. Hij speculeerde ook dat er ooit machines zouden komen die op deze manier zouden werken, maar had hij natuurlijk geen Nintendo DS, iPad of maanlander voor ogen. In Leibnitz’ tijd leek binair rekenen nog een hobbypaardje van een fanatieke wiskundige, nu lijkt het een van de belangrijkste en nuttigste ontdekkingen ooit gedaan.

Ik vind het heel fijn hoor: dat Leibnitz het binaire getallenstelsel heeft uitgevonden, maar stel nu dat die dat niet gedaan had…. Zou, voordat Konrad Zuse in 1938 pas, de eerste binaire computer bouwde, echt niemand anders op dat idee gekomen zijn? Desnoods meneer Zuse zelf? Omdat hij het nodig had, bijvoorbeeld?

Wat het sprookje van de stokoude kennis zo sterk maakt is dat het waar gebeurd is. Wat het een sprookje maakt is dat als je maar goed genoeg zoekt er altijd wel  stokoude nuttige kennis te vinden is, ongeveer zoals er ook altijd wel een winnaar is van de Olympische Spelen.

Het probleem van de tand des tijds is namelijk dat ze de tijd heeft. Veel ideeën ontstaan langzaam, worden door meerde personen tegelijk ontwikkeld of keren steeds in een iets  andere gedaante terug. Als je alle ideeën die ooit bedacht zijn tot je beschikking hebt, dan is de kans dat iemand ooit al op een idee gekomen is waar je nu wat aan hebt vrij groot. Niet al die ideeën zijn zo uniek en sterk als binair rekenen, maar al met al vind je wel iemand die in het sprookje van de stokoude kennis past als je er naar op zoek gaat.

Daar komt nog bij dat de tand des tijds selectief is. Datgene wat we nog gebruiken uit de 17e eeuw (Newtons klassieke mechanica) staat ons helderder voor de geest dan datgene wat we niet meer gebruiken (Newtons alchemie en theologie). De 17e eeuw, lijkt, als we terugkijken dus een relatief vruchtbare periode van ideeën die vandaag nog nuttig zijn; simpelweg omdat we de onzin zijn vergeten.

Ik heb niets tegen het sprookje van de stokoude kennis, maar een goed antwoord op de vraag van het nut van kennis -of onderzoek- is het niet. Ik denk dat fundamemteel onderzoek zin heeft; dat we geld moeten stoppen in het vinden van het Higgs boson; en medewerkers van het Cern hoeven van mij niet uit te leggen wat we op korte termijn hebben aan hun metingen. Maar laten we ophouden het nut van stokoude kennis aan te voeren as rechtvaardiging van fundamenteel onderzoek, vandaag. Wetenschappelijk gezien snijdt dat te weinig hout.

Meer Lezen?

In mijn blogje Big Science ga ik in op de groei van de wetenschap sinds de wetenschappelijke revolutie. Dat werpt een interessant licht op de mythe van stokoude kennis.

In mijn blogjes halfwaardetijd en tijdmeters ga ik in op wat de tijd met kennis doet en hoe wetenschappers zich tegen de tand des tijds wapenen.