Verkoudheid

Het is winter. De vraag of je van kou vatten verkouden kan worden, verdeelt dus weer hele volksstammen. Kun je verkouden worden door tocht in huis of door zonder jas naar buiten gaan? Of heeft verkoudheid in feite niets met kou te maken? Wetenschappelijk gezien is dit een onbeslist vraagstuk en dit blogje gaat ook niet over het enige juiste antwoord op de ‘kouvatvraag’. Waar het me hier om te doen is, is wat er onder de oppervlakte van de discussie speelt. De twee meest voorkomende antwoorden op de kouvatvraag zijn namelijk verschillende soorten antwoorden en  kamp waar je jezelf in bevindt, zegt dus misschien wel meer over je, dan je denkt. Hoor je bij het koukamp of het viruskamp?

Situaties die we allemaal kennen. Bob, een manneke van tien, rent half- November zonder jas naar buiten. Zijn moeder roept hem terug en doet hem snel een jas aan: “want anders vat je nog kou”. Vader bromt ondertussen: “je wordt helemaal niet verkouden van kou, je wordt verkouden van een virus”. Of neem mijn oma die als het tocht in huis altijd vraagt of de deur dicht mag: “anders heb ik zo weer een klets te pakken”. Een brommende oom uit het viruskamp vindt het al veel te warm in huis en laat nog even weten hoe het ‘echt’ zit: “het is een viiiirruuus….”. Iedereen kent wel een scenario zoals dit, of maakt het, als het weer zo blijft, binnenkort mee.

De koukampers denken dat je door kou verkouden kan worden. Ze beroepen zich op ervaring of op volkswijsheid. Voor viruskampers speelt kou geen rol en zij beroepen zich op hun kennis van de oorzaak van verkoudheid: het verkoudheidsvirus. Ik zal het maar meteen toegeven: ik hoor bij het koukamp. Ik ben een van die mensen die denkt dat kou wel degelijk een grote rol speelt bij verkouden worden.

In de herfst en de winter worden veel meer mensen verkouden dan in de zomer. Bij elke graad temperatuurdaling onder de 5 graden Celsius neemt het percentage verkouden mensen met bijna 20% toe. Het is dus niet zo vreemd dat koukampers denken dat die twee wel iets met elkaar te maken zullen hebben, én dat het heel verstandig is om je er tegen te beschermen. Misschien denken ze ook terug aan de laatste keer dat ze verkouden geworden zijn. Later konden ze zich precies herinneren wanneer ze kou gevat ‘moeten’ hebben. Voor verstokte koukampers is dit ruim voldoende bewijs om bij kou het zekere voor het onzekere te nemen. Ze laten zich dus ook niets wijs maken door mensen die er anders over denken, ook niet door een viruskamper met zijn verhalen over de skivakantie waar niemand verkouden is geworden.

Maar erg waterdicht is het verhaal van de koukamper natuurlijk niet. Het is heel vaak zo dat dingen samengaan zonder dat het ene het andere veroorzaakt. Bij goed weer verdrinken er bijvoorbeeld meer mensen. Toch is de oorzaak van die verdrinkingen niet de zon, maar zwemmen in de zee. Ook de herinnering van de koukamper aan het moment van kou vatten zegt niet zoveel. Zoals ik in mijn blogje over eksters al besprak, is het geheugen nogal selectief met het onthouden van bewijs. Alle tocht in huis die niet tot verkoudheid geleid heeft, wordt meteen vergeten. Dat ene zuchtje kou dat wel een verkoudheid opleverde, blijft stevig in het geheugen. Jaja: de herinnering aan tocht zorgt voor verkoudheid zeker?

De, vaak wat superieure reactie, van de viruskamper is dan ook best te begrijpen. De viruskamper stelt dat we nu eenmaal uit de wetenschap weten dat verkoudheid veroorzaakt wordt door een virus. Daarom is al die angst voor kou ongegrond en zijn alle voorzorgsmaatregelen overdreven. Bovendien is er die skivakantie.

Maar, ook het verhaal van de viruskamper is verre van waterdicht. Hij begaat wat in de filosofie wel een switcheroo genoemd wordt. Een switcheroo bega je als je een sterke stelling verdedigt met bewijs voor een zwakkere stelling. De stelling dat verkoudheid door een virus wordt veroorzaakt is een vrij bescheiden stelling die makkelijk te verdedigen is. Je hoeft alleen mensen te infecteren met het virus en dan aan te tonen dat een behoorlijk deel er verkouden van wordt.

Het gaat alleen al iets verder om te stellen dat het verkoudheidsvirus een noodzakelijke oorzaak is voor verkoudheid. Nu moet je ineens bewijzen dat er niemand verkouden wordt zonder het verkoudheidsvirus in zijn lijf. Dit is een behoorlijk zware bewijslast. Niettemin is hier zeker wetenschappelijk bewijs voor.

Maar, de viruskampers gaan nog een stap verder. Als je de voorzorgsmaatregelen die koukampers treffen bagatelliseert, stel je eigenlijk dat kou helemaal geen rol speelt bij verkoudheid. Eigenlijk stellen de viruskampers dat het virus de enige oorzaak is van verkoudheid.

Maar, kan verkoudheid niet een samenloop van omstandigheden zijn? De meeste gebeurtenissen in het echte leven zijn een samenloop van omstandigheden – ook dingen die door fysische wetten worden geregeerd zoals het weer. Misschien zijn er mensen die het verkoudheidsvirus al in hun lijf hebben en pas daadwerkelijk verkouden worden door kou – of omdat ze door een andere reden ‘bevattelijk’ zijn. Dat je in een samenloop van omstandigheden één oorzaak weet aan te wijzen betekent nog niet dat de andere oorzaken er niet toe doen.

Het is niet zo verwonderlijk dat de koukampers en de viruskampers allebei redeneerfouten maken. Maar waarom accepteren ze elkaars bewijsvoering zo slecht? Ik denk dat dat komt omdat ze een wezenlijk andere vorm van bewijs gebruiken.

Koukampers zijn holisten en ervaringsleerders. Zij hebben de beschikking over een overdadige hoeveelheid bewijs, want elke winter is het weer raak en worden er weer een heleboel mensen verkouden door onoplettendheid met de kou. Maar het is wel zwak bewijs en dat weten koukampers ook. Ze weten niet precies hoe het mechanisme van oorzaak en gevolg in elkaar zit. Overigens maakt dat ze – tot ergernis van de knorrige viruskamp oom – ook niet zoveel uit. Eventuele theorieën over hoe echt werkt zijn prima, zolang ze maar in lijn zijn met het bewijs waardoor de koukampers allang weten hoe het zit.

De viruskampers daarintegen, zijn eerder reductionisten en theoretici. Zij denken het mechanisme achter kouvatten te begrijpen en daardoor weten ze al hoe het zit. Ze hebben maar weinig bewijs, maar het is wel sterk bewijs. Ze laten zich dus ook niet door een dubieuze berg van zwak bewijs uit het veld slaan. Alleen een koukamper die kan laten zien welk mechanisme ervoor kan zorgen dat je van kou verkouden wordt, heeft een klein kansje bij een viruskamper.

Misschien lees je dit op een ongezellig feestje in de winter, waar je oom en je oma elkaar weer in de haren vliegen en maak je je nu zorgen over of we er ooit uit komen. En dat kan natuurlijk best. Zodra er een relatief makkelijk te begrijpen theorie komt die de koukampers in het gelijk stelt, maar bevredigend is voor viruskampers is er weer even harmonie in huis. Maar al snel begint de discussie opnieuw over een ander onderwerp. De kampen krijgen dan andere namen, maar bestaan waarschijnlijk uit dezelfde personen. Je kentheoretische natuur verloochend zich gewoon niet door het beslissen van zo’n onbeduidend onderwerp als verkoudheid.

Meer lezen?

Ik heb voor het schrijven van dit blogje gebruik gemaakt van een artikeltje van Wim Köhler in de NRC.Next van 30 November 2015.

Eerder schreef ik over volkswijsheid in mijn blogje over eksters. De twee kampen die ik hier onderscheid lijken erg veel op de twee kampen die ik in waarheidsinjecties al eens uit elkaar haalde.