Peilingen

We zijn de afgelopen verkiezingen niet alleen doodgegooid met peilingen, maar ook met dat éne bezwerende zinnetje: “een peiling is geen voorspelling van de uitslag”. Nou…, ik wil de feestvreugde niet vergallen, maar peilingen zijn wèl een voorspelling van de uitslag – en dat weten journalisten best.

Ik snap het wel hoor. Op verkiezingsdag blijkt vaak dat de mensen anders gestemd hebben dan de peilingen aangaven. Als je dan drie weken voor de verkiezingen met een nieuwe peiling komt, kan het geen kwaad om je als peiler of TV- programma een beetje in te dekken: “We vertellen je wat we denken dat de uitslag zou zijn als de verkiezingen vandaag waren, maar we weten heus wel dat de toekomst onvoorspelbaar is, dus, beste kiezer, je moet wel begrijpen dat peilingen de huidige stand van zaken peilen en niet die op verkiezingsdag; het zou een grote fout zijn om deze peiling als een voorspelling van de uitslag te zien”.

Wat een -langdradige- onzin!

Het gezegde gaat dat als het kwaakt als een eend en als het waggelt als een eend,  dat het dan vast een eend is. Met peilingen is het niet anders. Als Jan en alleman peilingen gebruiken als voorspellingen en peilingbureaus doen hun stinkende best om de verkiezingsuitslag zo nauwkeurig mogelijk te voorspellen, dan zijn het vast voorspellingen. Ik weet niet of je er het geduld voor kan opbrengen, maar ik wil nu de praktijk van het maken en gebruiken van peilingen eens heel precies bekijken en dan een keer of vier de conclusie trekken dat het er toch echt heel erg op lijkt dat peilingen voorspellingen zijn. Met die munitie op zak kunnen we beter begrijpen waarom de media maar niet kunnen wennen aan het idee dat peilingen voorspellingen zijn en kan ik vast wat tips geven over hoe het publiek wel voorgelicht kan worden over peilingen.

Afijn: eerst het hoe maar even. Peilingbureaus doen steekproeven. Ze vragen een kleine groep kiezers wat ze denken te gaan stemmen en rekenen op basis daarvan uit wat heel Nederland zal gaan doen bij de verkiezingen. Dat is een ingewikkelde rekensom, want niet iedereen die gaat stemmen zit ook in de steekproef, zelfs niet verhoudingsgewijs. Mensen die op bepaalde partijen gaan stemmen doen bijvoorbeeld vaker mee met peilingen of mensen zeggen andere dingen dan ze gaan doen en zo zijn er nog meer redenen waarom de steekproef kan afwijken van de uitslag.

Elke verkiezing wordt de voorspelling daarom vergeleken met de uitslag om het proces en de rekensom aan te passen. Peilers doen hun best mensen die ze ‘gemist’ lijken te hebben in hun steekproeven te betrekken, ze sleutelen aan hun vraagstelling, ze passen de weegfactoren in de som aan. Dat hele proces is er op gericht een zo goed mogelijke voorspelling te geven van de verkiezingsuitslag, dat is klip en klaar.

Maar, denkt de kritische lezer, waarom wordt me dan de vraag gesteld wat ik zou stemmen als er vandaag verkiezingen zou zijn en niet wat ik van plan te stemmen bij de volgende verkiezingen? Die laatste vraag zou toch veel logischer zijn als je de verkiezingsuitslag wil voorspellen? Dat is een terechte vraag en het antwoord is dat de ‘vandaagvraag’ een nauwkeurigere voorspelling oplevert van de uitslag van de verkiezingen. Er zijn nauwelijks mensen die een andere partij opgeven bij de ‘vandaagvraag’ dan bij de ‘wanneer-er-verkiezingen-zijn-vraag’, maar bij die laatste vraag vullen meer mensen in dat ze het niet weten. En dat maakt het verschil tussen de steekproef en de uitslag weer wat groter, waardoor peilers weer extra moeten compenseren in de omrekensom – en dat doen ze liever niet. Peilingbureaus vragen je dus, vreemd genoeg, wat je vandaag zou doen omdat ze dan beter kunnen uitrekenen wat de mensen in de toekomst gaan doen.

Mal met al doen peilingbureaus hun stinkende best om een zo goed mogelijke voorspelling van de uitslag te geven. Als peilingen eenden waren waggelden ze als eenden.

Maar, kwaakten ze ook als eenden? Daarvoor moeten het waarom analyseren. Wie gebruiken peilingen eigenlijk en voor welke doelen? Dat is een superbelangrijke vraag. We kunnen alleen begrijpen waarom peilingbureas zoveel moeite steken in het voorspellen van de verkiezingsuitslag als mensen ze ook willen gebruiken als voorspelling.

Nu worden peilingen door verschillende mensen op verschillende manieren gebruikt. Ik noem er drie. Allerlei mensen gebruiken peilingen om hun nieuwsgierigheid te stillen; ik denk dat politieke partijen peilingen gebruiken om hun campagnestrategie te herzien; en ik denk dat kiezers peilingen gebruiken om strategisch te stemmen. In alle drie de gevallen is het vreselijk belangrijk dat peilingen een zo goed mogelijke voorspelling geven van de uitslag, dus laat ik ze alledrie maar even nalopen.

Eerst de nieuwsgierige mens maar even. Waar zit mijn nieuwsgierigheid als ik het NOS journaal aanzet en de nieuwste peiling over de aankomende verkiezingen bekijk? Nou: ik wil dan weten hoe de verkiezingen gaan verlopen.

Als ik zou willen weten hoe Nederland vandaag de dag denkt over een onderwerp als migratie of het klimaat, zoek ik wel een peiling over dat onderwerp en niet over zoiets cryptisch als de samenstelling van de tweede kamer. Ik kijk naar een peiling over de samenstelling van de tweede kamer omdat ik wil weten hoe die er na de verkiezingen uit gaat zien. Het gaat me om de race naar de macht: wie wint, wie kan met wie, doet ‘mijn’ partij het goed? De enige reden om halverwege de race te kijken naar wie er voorop ligt, is omdat ik hoop of vrees dat diegene die voorsprong behoud tot aan de finish. Ik ben niet geïnteresseerd in een hypothetische verkiezing die vandaag gehouden zou zijn -naar wat er zou gebeuren als de 400 meter plotseling na 200 meter werd stilgelegd -, ik zit in spanning over hoe de echte verkiezing over drie weken gaat verlopen. Kwak.

Dan de politiek strateeg. Zijn partij is net drie zetels gezakt in de peiling. De partijleider heeft iets doms geroepen of snijd de verkeerde thema’s aan of wat dan ook. Daarom stelt de strateeg een andere strategie voor. Natuurlijk is de bedoeling dat Nederlanders vandaag positiever gaan denken over de partij, maar nog veel belangrijker is dat ze over drie weken bij de echte verkiezingen anders gaan stemmen.

Het type voorspelling waar de politiek strateeg in geïnteresseerd is wordt ook wel een raming genoemd. Een raming is voorspelling van hoe dingen gaan lopen als er niets veranderd. Op basis van het voorspellende karakter van de raming kun je koers wijzigen. Ze worden door managers ingezet om prioriteiten te stellen, om voorraad te beheren, productielijnen in te regelen of om andere keuzes te maken in de bedrijfsvoering. Hoewel ramingen er dus van uit gaan dat dingen kunnen veranderen, hebben managers of politiek strategen er wel heel veel baat bij dat de voorspelling hoe dingen zullen gaan als er niets veranderd in eerste instantie klopt. Kwak.

De strategische stemmer gebruikt peilingen eigenlijk op dezelfde manier als de politiek strateeg: als raming. Strategische stemmers vinden het belangrijk wie er minister president wordt, dat een bepaald soort partij aan de macht komt, of dat een coalitie van hun voorkeur waarschijnlijker wordt. Ze bekijken daartoe de voorspelling van de verkiezingsuitslag en brengen hun stem uit op de partij die volgens hen nog een duwtje nodig heeft. Die voorspellingen zijn ruimschoots beschikbaar en worden ook wel peilingen genoemd. Kwak.

Nu we het er hopelijk over eens zijn dat peilingen de verkiezingsuitslag proberen te voorspellen, blijft nog wel de vraag over waarom dit keer op keer ontkend word. Zijn de peilingen zulke slechte voorspellingen dat journalisten en peilers er niet eens meer voor uit durven te komen dat het voorspellingen zijn?

Het antwoord is dat het om iets anders gaat. Peilingen zitten er in de eerste plaats namelijk helemaal niet zo vaak zo veel naast zitten. Ze geven meestal een heel behoorlijke voorspelling van de uitslag, maar het zijn de afwijkingen die het meeste aandacht trekken. Een partij die precies scoort wat de peiling te vertellen had is geen nieuws, maar een partij die het veel beter doet, dat is het verhaal van de dag. Zeker als die partij daardoor de verkiezingen wint.

De ironie druipt er vanaf. Het is ironisch dat de media zo een vertekend beeld geven van de betrouwbaarheid van peilingen dat ze die zelf niet meer vertrouwen en het is ironisch dat het de meest intensieve gebruikers, strategische kiezers, zijn die de betrouwbaarheid van de peiling ondermijnen. De verschillen tussen de peilingen en de uitslag die het meeste aandacht trekken worden namelijk vooral door strategische kiezers bepaald. Peilingen kunnen gaan werken als een self-fulfilling prophecy. Een self-fulfilling prophecy is een voorspelling die gedrag uitlokt waardoor de voorspelling ook uitkomt. Partijen die aan kop gaan in de peilingen trekken vaak veel strategische stemmers die affiniteit hebben met die partij. Daardoor boeken die partijen een betere uitslag. De voorspelling dat ze gaan winnen zorgt ervoor dat ze winnen – en vaak nog veel meer dan de peiling voorspeld had. Strategische kiezers worden ook nog eens ruimschoots beloond met aandacht voor dit verschil: aandacht eigenlijk voor hoe ze de peilingen hebben weten te gebruiken om de peilingen te verslaan.

Je zou natuurlijk kunnen proberen ook dit effect mee te nemen in de peiling. Net zoals dat peilers compenseren voor groepen stemmers die over- of ondervertegenwoordigd zijn in de steekproef, zouden ze kunnen compenseren voor een bepaald percentage strategische stemmers. Het gemene is wel, dat je dan moet voorspellen hoe je voorspelling de uitslag beïnvloed en dat je dat weer mee moet nemen in je voorspelling zelf. Dat is niet onmogelijk maar je begeeft je dan als voorspeller wel op heel glad ijs. Voor zover ik weet doen de grote peilers in Nederland dat op dit moment niet.

Er is dus wel iets bijzonders aan de hand met peilingen. Het zijn voorspellingen die onderdeel zijn van het spel. De sportverslaggever die roept dat een atleet die vooroploopt op weg is naar de overwinning, kan dat doen zonder de uitslag te beïnvloeden. Maar peilers hebben die neutraliteit niet, die geven de winnende atleet vaak een steuntje in de rug. Daar komt het ongemak over peilingen vast vandaan. Bij de peilers zelf, die oprecht proberen zo goed mogelijk te voorspellen, maar ook bij de media die zichzelf liever zien als neutrale verslaggevers van de wereld dan als medespeler in de wereld.

Dat de media moeite hebben met hun rol als politieke speler is natuurlijk nog geen reden om verwarring te zaaien over de bedoeling van peilingen onder kiezers. Dat lijkt me nogal een schending van de journalistieke codes. En het kan ook anders. In plaats van in een of andere ontkenningskramp te schieten over de aard van peilingen zouden journalisten er ook gewoon ronduit voor uit kunnen komen dat peilingen – en de manier waarop zij die bespreken – invloed hebben op de uitslag. Weet je wat, ik doe meteen een suggestie:

“Beste kiezer, dit is de beste voorspelling van de verkiezingsuitslag die we nu kunnen geven, maar we weten dat veel kiezers deze gebruiken om de uitslag te verbeteren: dus als u er het niet mee eens bent, weet u wat u doen staat op verkiezingsdag”.

Meer lezen?

Voorspellen is een van de zes kennisfuncties die ik in doelkennis besprak. Ik ben van plan over alle andere kennisfuncties nog blogjes te schrijven. Ik schreef eerder over de sturende rol van voorspellingen, in predictive policing in Glazen bol, in de opvoeding in IQ, en in maatschappelijke omwentelingen in In opdracht van de tijd.