Ik geef vaak vakken waarin ik inga op de nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied. Ik besprek interessante nieuwe producten die meestal nog niet op de markt zijn of ik bespreek resultaten uit kersvers onderzoek. Zelf loop ik daar natuurlijk helemaal warm voor. Ik laat een filmpje zien en zeg dan iets in de geest van: “kijk van dit filmpje krijg ik nog elke keer kippenvel als ik het zie!”. Helemaal klaar om de discussie te beginnen over wat er leuk, interessant, gaaf, geweldig, goed of slim is aan dit nieuwe idee, kijk ik de klas in. 30 sceptische, licht verveelde, studenten kijken me aan. Die lijken zich af te vragen: “wat moet ik hiermee?”.
De samenleving en onze kennis daarbinnen ontwikkelen zich en ik vind het belangrijk om studenten een inkijkje te geven in wat die ontwikkelingen zijn; zeker als het om hun eigen vakgebied gaat. Maar, de vraag waarom dat belangrijk is vind ik erg moeilijk te beantwoorden. Daarmee doe ik mijn studenten en mijn onderwijs misschien wel te kort. Hier doe ik dus een poging dat antwoord wat meer uit te spellen.
Één reden om nieuwe kennis te behandelen heb ik bij de introductie natuurlijk al genoemd. Het gaat me om veranderingen in de samenleving en de rol die onderzoek daar bij speelt. Ik haal vaak historische voorbeelden aan van uitvindingen die echte een doorbraak waren, zoals de eerste computermuis en vertel daarbij hoe ze destijds ontvangen werden – met veel scepsis natuurlijk. Die historische voorbeelden koppel ik aan voorbeelden van nu, waarbij de studenten vaak evenveel scepsis hebben.
Ik probeer daarmee misschien vooral te laten zien dat het heel moeilijk is om in te schatten welke nieuwe ontwikkelingen kansrijk zijn. Nieuwe ideeën nemen nu eenmaal een loopje met de werkelijkheid zoals we die nu kennen en ze lijken dus bijna altijd onnodig, onpraktisch en onhaalbaar. In de meeste gevallen loopt het natuurlijk ook op een van die drie beperkingen stuk, maar soms ook niet. Als je als professional voorop wil lopen moet je open kunnen staan voor nieuwe ontwikkelingen, de ideeën er achter herkennen en op waarde kunnen schatten.
Bij het herkennen van de ideeën achter een innovatie wringt het ook vaak. Vaak zijn de voorbeelden die ik gebruik voorbeelden van ontwerponderzoek. Ontwerponderzoek is verraderlijk omdat de uitkomsten producten zijn, die er uitzien alsof ze bedoeld zijn om in een winkel te verkopen. In werkelijkheid zijn die producten eigenlijk meer proefballonnetjes. Ze gedragen zich als gedachtenexperimenten: “stel dat de wereld uit dit soort producten bestond, wat dan?”. Het ontwerp is dus gemaakt om een bepaald argument, een idee over een mogelijke toekomst, te ondersteunen en niet bedoeld om tussen de producten in het winkelschap terecht te komen, waar studenten hun ervaring met technologie aan ontlenen. Daarom slagen de voorbeelden vaak ook niet voor de ‘common sense’ toets die studenten intuïtief meteen toepassen (zou ik er zelf geld voor over hebben, heb ik het nodig). Dit voedt de ‘wat moet ik hiermee’ reactie natuurlijk.
Ik denk dat studenten altijd een common sense toets moeten kunnen uitvoeren, maar ze moeten hem ook kunnen uitstellen en kunnen meegaan in de ‘wat als’ gedachtegang. Ik wil graag een denkproces op gang brengen over de ideeën achter het ontwerp. Als ik studenten vraag een resultaat van een ontwerponderzoek te vergelijken met een product dat ze zelf hebben, hoop ik natuurlijk dat ze de common sense toets laten varen en hun eigen exemplaar gaan zien door de ogen, de ideeën, van de ontwerponderzoekers waar ik ze mee in contact probeer te brengen. Een antwoord als ‘de mijne is fijner, want die heeft wifi’ of ‘de mijne is fijner, want daar ben ik nu eenmaal aan gewend’ vind ik dan toch teleurstellend. Misschien ga ik er voor de ‘wat als’ gedachtegang er ook teveel vanuit dat studenten het wel oppikken als ik het maar illustreer in de klas en moet ik deze manier van denken veel meer handen en voeten geven in mijn opdrachten.
Daar komt nog bij niet al mijn voorbeelden proefbalonntjes zijn. Eigenlijk streef ik nog twee andere doelen na met het bespreken van nieuwe ontwerpen. Sommige producten gebruik ik namelijk als ontwerpicoon. Ik wil er mee zeggen ‘kijk eens wat een machtig mooi ding’ in de hoop dat studenten dat met me eens zijn en het ze motiveert om zelf ook mooiere dingen te gaan maken. Eigenlijk probeer ik de goede smaak van de student te helpen ontwikkelen. Ontwerpiconen roepen minder scepsis op dan proefballonnetjes, maar studenten schieten er soms van in een ‘out of my league’ reflex. Ze willen natuurlijk wel zoiets machtigs moois ontwerpen, maar ze zien zichzelf dat nog niet doen en ze weten zo één twee drie niet hoe ze een beetje in die richting kunnen schuiven.
En er is nog een derde doel om voorbeelden te laten zien, namelijk als illustratie van een theorie. Ik gebruik bijvoorbeeld een raamwerk met verschillende typen ontwerpen en van elke categorie laat ik een of twee voorbeelden zien. Dit is de vorm die studenten goed herkennen en waar ze waardering voor tonen. Je zou dus kunnen zeggen ‘hang die andere voorbeelden de proefballontjes en de iconen op aan een theorie, dan snappen de studenten beter waar je mee bezig bent’. Daar zijn twee dingen op tegen. Ten eerste hangen ze eigenlijk al aan een theorie, namelijk het idee over interactie waar ze voor ontworpen zijn, alleen herkennen studenten dit soort ‘esthetiek’ minder als theorie. Ten tweede wil ik bij het behandelen van proefbalonnetjes of ontwerpiconen dat studenten het met veel meer aandacht en veel kritischer bekijken dan in het een-voorbeeldje-om-de-theorie-te-illustreren model. Ik zal studenten toch mee moeten nemen in hoe ik wil dat ze de ontwerpen en de bijbehorende theorie bekijken.
Nu ik zelf helderder heb wat ik wil met dit materiaal kan ik natuurlijk studenten ook beter op het spoor zetten, maar ik ben heel natuurlijk heel benieuwd hoe anderen die nieuwe inhoud behandelen dit ervaren. Zijn mijn bevindingen heel specifiek voor ontwerponderzoek? Zijn er andere redenen om onderwijs over nieuwe kennis te geven? Horen daar andere aanpakken bij?
Meer lezen?
Ik schreef eerder uitgebreider over gedachtenexperimenten. In waardendragers besprak ik al eens het nut van het bespreken van klassieke experimenten uit de sociale psychologie. Ook stelde ik de vraag wat nu echt basiskennis is al eens aan de orde.
Pingback: Basiskennis | Kennis in Actie
Pingback: Adaptief de 21e eeuw in | Kennis in Actie