Jargon

Ik kreeg een brief van mijn pensioenfonds met deze zin:

“De indexatieambitie wordt vanaf nu gebaseerd op de prijsontwikkeling en niet meer op de loonontwikkeling”

Verbijsterd was ik. Eerst probeerde ik te snappen wat die zin betekende, maar dat was natuurlijk kansloos: ik kwam niet verder dan een vaag vermoeden. Vervolgens dwaalden mijn gedachten af naar de communicatieafdeling van het pensioenfonds. Zouden zij werkelijk gedacht hebben dat dit begrijpelijke taal was? Dat dit een correcte manier zou zijn om hun leden te informeren over deze wijziging? Ik kreeg mijn hoofd er maar niet omheen waarom een communicatieafdeling, willens en wetens een totaal onbegrijpelijke brief rond zou sturen.

Maar onder al die verbazing lag ook steeds een soort bewondering. Ik houd namelijk erg van jargon. Je kunt aan jargon heel goed zien dat taal kennis is en dat vind ik er mooi aan.

Taal ontstaat als groepen mensen of dieren dingen proberen te bereiken die ze zonder elkaar minder goed voor elkaar krijgen. Stokstaartjes hebben een uitgebreid systeem van dingen die ze naar elkaar kunnen roepen zodat ze weten dat er gevaar dreigt, maar ook wat voor soort gevaar het is – en van welke kant het komt, zodat ze op de juiste manier kunnen reageren. Elke stokstaartroep bevat dus hele specifieke instructies voor de groep over wat er aan de hand is en wat een goede reactie is. Vertederend is dat: een stokstaartje roept “ieks” en de hele groep komt meteen in actie. Iedereen weet wat hem te doen staat. “Ieks” is stokstaartjesjargon.

Met de woorden “indexatieambitie”, “prijsontwikkeling” en “loonontwikkeling” is het net zo. Jij en ik weten niet wat die woorden betekenen, maar ergens bij het pensioenfonds zit een groepje mensen, ik stel me zo voor dat dat mannen zijn, die precies weten wat je met die woorden kan. Je hoeft op die afdeling maar te roepen “wat vind jij Karel? Kunnen we de indexatieambitie beter op de prijs- of op de loontonwikkeling zetten?” en… Hop! Karel gooit wat Excel-sheets open, zoekt wat gegevens na bij het CBS, doet een berekening waar hij 10 jaar voor gestudeerd heeft en komt met een eenduidig antwoord: “prijsontwikkeling Peter!”. Als je je bedenkt wat die woorden in gang kunnen zetten in een of andere kantoortuin dan is zo’n brief al een stuk leuker.

Niet alle taal is natuurlijk jargon, hoewel je moeilijk een goede grens kan trekken. Veel dingen die we tegen elkaar zeggen zijn veel minder precies. Woorden zoals  “ik” en “jij” en “appel” en “slaapkamer”, daar kun je van alles mee bedoelen. Misschien zijn ze ooit ontstaan als jargon, maar omdat iedereen die woorden kent en steeds op een net iets andere manier gebruikt zijn ze algemeen bruikbaar geworden. Alle taal kan gebruikt worden om dingen gedaan te krijgen, maar aan jargon kan je veel duidelijker zien wat het gaat zijn. “Indexatieambitie” is het nagelschaartje onder de woorden, goed om nagels te knippen en weinig meer. “Slaapkamer” is een aardappelschilmesje, daar kan je van alles mee. Vaak is die algemene bruikbaarheid veel fijner, maar soms wil je gewoon dat iets specifieks meteen goed gaat en dan pak je het precisie instrument.

Het probleem met jargon is natuurlijk dat het een groepsdingetje is. Stokstaartjestaal is ontstaan omdat ze op verschillende manieren aangevallen worden en het handig is andere stokstaartjes te vertellen wat te doen. Het is niet voor vogels of leeuwen bedoeld. Pensioenfondstaal is ontstaan omdat het handig is als pensioenfondsmensen het met andere pensioenfondsmensen over speciale pensioenfondsberekeningen kunnen hebben. Het is niet voor de massa. Als je niet tot een groep behoort kan je niets met hun groepsspecifieke woorden.

En daarom is het breder gebruiken van jargon zo onbeleefd. Eigenlijk zegt het pensioenfonds: “wij van het pensioenfonds lossen problemen op die zo uniek en ingewikkeld zijn dat we er onze eigen taal voor nodig hebben. Kijk maar hier heb je een paar van de speciale woorden die wij gebruiken”. Wij zijn slim en jullie… Eigenlijk sturen ze hun precisie-instrumenten mee, maar dan zonder handleiding. Leuk om je klanten aan het fantaseren te zetten, maar je moet niet verwachten dat ze er ook iets nuttigs mee kunnen doen.

Kwade wil is het natuurlijk niet geweest. In mijn blogje Spiegelpaleis had ik het er al over hoe moeilijk het kan zijn om buiten je eigen kringetje te kijken. Voor taal geld dat helemaal. Het is als zuurstof. Zolang je het kan ademen denk je dat het overal beschikbaar is.

Meer lezen?

In Spiegelpaleis bespreek ik hoe groepen tot een gemeenschappelijke manier van denken komen en wat daar de voor en nadelen van zijn. Het ontstaan van jargon hangt natuurlijk sterk samen met specialisatie waar ik in Helpt Specialiseren? over sprak.

7 Comments

  1. Pingback: Betekenisdrift | Kennis in Actie

  2. Pingback: Declaratief | Kennis in Actie

  3. Pingback: De taalpragmatiek van Herbert Clark | Kennis in Actie

  4. Pingback: Onuitdrukbaarheid | Kennis in Actie

  5. Pingback: Complexiteit | Kennis in Actie

Plaats een reactie